Skip to the main content

RvW 3.16 BB time-out, wedstrijdduur, afronding wedstrijd en onvoltalligheid

Het Bondsbestuur heeft in zijn vergadering van 26 september 2020 de volgende richtlijnen, als bedoeld in artikel 5 lid 2 van het reglement van wedstrijden, vastgesteld ten aanzien van

  • de time-out (§ 5.8 van de officiële spelregels);
  • wedstrijdduur en technische time out (§ 5.2 conform het gestelde in de bijlage “Uitzonderingen en aanbevelingen voor wedstrijdregels”);
  • Afronding wedstrijd (§ 5.5 conform het gestelde in de bijlage “Uitzonderingen en aanbevelingen voor wedstrijdregels”);
  • Schieten wanneer iemand speelt zonder een persoonlijke tegenstander (§ 6.17 conform het gestelde in de bijlage “Uitzonderingen en aanbevelingen voor wedstrijdregels”)
  1. De time-out is van toepassing in alle klassen van het top- en wedstrijdkorfbal in de veld- en zaalcompetitie.
  2. Per ploeg zijn, per wedstrijd, twee time-outs toegestaan.
  3. Bij bijzondere wedstrijden of wedstrijdreeksen, als bedoeld in artikel 3 en 4 van het reglement van wedstrijden, bepaalt de organiserende instantie of de bepalingen van de time-out van toepassing zijn.
  4. Bij wedstrijden zonder schotklok is de time-out formeel een feit zodra de scheidsrechter – na het tijdens een spelonderbreking op de voorgeschreven wijze aanvragen van een time-out door de coach – het in de spelregel beschreven scheidsrechtersgebaar voor het toestaan van een time-out heeft gegeven. Tot dat moment kan de coach zijn aanvraag ongedaan maken zonder dat dit gevolgen heeft. Zodra de scheidsrechter genoemd gebaar heeft gemaakt, wordt de time-out als zodanig geregistreerd, ook als de coach besluit de time-out niet te gebruiken. Is dit laatste het geval, dan heeft de andere ploeg het recht de tijd, die voor een time-out staat, te gebruiken voor nader overleg.
  5. Bij wedstrijden met een schotklok vraagt de coach tijdens een spelonderbreking bij de juryvoorzitter op de voorgeschreven wijze een time-out aan. Vervolgens gaat de juryvoorzitter staan en steekt een kaart met daarop een voor iedereen goed leesbare T of TO omhoog, waardoor de time-out formeel een feit is. De scheidsrechter maakt vervolgens het voorgeschreven scheidsrechtersgebaar. Tot het moment, dat de juryvoorzitter de kaart omhoog steekt, kan de coach zijn aanvraag ongedaan maken zonder dat dit gevolgen heeft. Zodra de juryvoorzitter de kaart omhoog heeft gestoken, wordt de time-out als zodanig geregistreerd, ook als de coach besluit de time-out niet te gebruiken. Is dit laatste het geval dan heeft de andere ploeg het recht de tijd, die voor een time-out staat, te gebruiken voor nader overleg.
  6. De wedstrijdduur bij zaalkorfbal voor senioren in wedstrijden met schotklok bedraagt 2 x 25 minuten zuivere speeltijd met ten hoogste 10 minuten rust. Er is geen sprake van een technische time-out halverwege de speelhelft.
  7. De wedstrijdduur voor zaal- en veldkorfbal voor senioren in wedstrijden zonder schotklok bedraagt 2 x 30 minuten met ten hoogste 10 minuten rust. Er is geen sprake van een technische time-out halverwege de speelhelft.
  8. Op basis van het vermelde in 5.5 van de uitzonderingen en aanbevelingen van de spelregels kan elke wedstrijd in een gelijkspel eindigen.
  9. In alle klassen van het breedtekorfbal is paragraaf 6.17 uit de bijlage “uitzonderingen en aanbevelingen voor wedstrijdregels” van toepassing.

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2020.