Skip to the main content

RvW 3.01 BB afrastering

Het Bondsbestuur heeft in zijn vergadering van 29 juni 2019 het navolgende besluit genomen ten aanzien van het aanbrengen van een afrastering rond het speelveld.

Zandkunstgrasvelden:
  1. Een speelveldafrastering rond het speelveld moet worden aangebracht bij alle wedstrijden voor top- en wedstrijdkorfbal.
  2. Bij wedstrijden in het breedtekorfbal wordt een speelveldafrastering sterk aanbevolen.
  3. De speelveldafrastering moet op ten minste 2 meter van de zij- en achterlijnen aaneengesloten rondom het gehele speelveld worden aangebracht. Dug-outs maken hierbij onderdeel uit van de speelveldafrastering en dienen aaneengesloten tussen het (leun)hek te worden geplaatst. Het beperken van de speelveldafrastering tot die zijden van het speelveld waar het publiek zich gebruikelijk ophoudt is uitdrukkelijk niet toegestaan.
  4. De speelveldafrastering moet:
    – bestaan uit een vast (leun)hek, eventueel onderbroken door dug-outs, met een hoogte tussen 0,90 en 1.20 meter boven maaiveld;
    – een voldoende stevige en veilige constructie hebben zonder scherpe of uitstekende delen.
  5. Indien de scheidsrechter constateert dat op het vastgestelde aanvangsuur de speelveldafrastering niet of niet op de juiste wijze is aangebracht, geeft hij de thuisspelende vereniging opdracht dit alsnog in orde te maken. Hij maakt hiervan een aantekening op het wedstrijdformulier. De thuisspelende vereniging verbeurt een boete conform het bepaalde in artikel 45 lid 1 van het reglement van wedstrijden en artikel 27 van het huishoudelijk reglement.
    Natuurgrasvelden:
  6. De speelveldafrastering rond het speelveld moet worden aangebracht bij de volgende wedstrijden die in de veldkorfbalcompetitie worden georganiseerd: de ere-, hoofd-, overgangs-, 1e-, 2e-, reserve ere-, reserve hoofd-, reserve overgangs-, reserve 1e- en hoofdklasse A-jeugd voor gemengde ploegen en de topklasse voor damesploegen.
  7. De speelveldafrastering moet op ten minste 2 meter van de zij- en achterlijnen aaneengesloten rondom het gehele speelveld worden aangebracht. Het beperken van de speelveldafrastering tot die zijden van het speelveld waar het publiek zich gebruikelijk ophoudt is uitdrukkelijk niet toegestaan.
  8. De speelveldafrastering mag bestaan uit:
    – een vast (leun)hek met een hoogte van tussen 0,90 en 1.20 meter boven maaiveld;
    – koord of touw op een hoogte van tenminste 0.70 m met een diameter van ten minste 0,5 cm dat is bevestigd aan palen;
    – de speelveldafrastering moet voldoende stevig en veilig zijn zonder scherpe of uitstekende delen.;
    Een speelveldafrastering, bestaande uit los op de grond gelegd koord, touw of terreinlint, voldoet niet aan de voorwaarden van dit besluit.
  9. Indien de scheidsrechter constateert dat op het vastgestelde aanvangsuur de speelveldafrastering niet of niet op de juiste wijze is aangebracht, geeft hij de thuisspelende vereniging opdracht dit alsnog in orde te maken. Hij maakt hiervan een aantekening op het wedstrijdformulier. De thuisspelende vereniging verbeurt een boete conform het bepaalde in artikel 45 lid 1 van het reglement van wedstrijden en artikel 27 van het huishoudelijk reglement.

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2019.